Huishoudelijk reglement en fokprogramma

Statuten van het FMS

Inhoud:

Voorwoord

Punt 1. Het beoogde fokdoel

Punt 2. Stamboekreglement

2.1 Algemeen

2.2 Lidmaatschap

2.3 Tarieven

2.4 Geschillenregeling

Punt 3. Stamboekregistratie/ administratie

3.1 Stamboekadministratie

3.2 Nummering. oormerken en registratieverplichting

3.3 Keuring/ bedrijfsinspecties

3.4 Erkende melkschapenstamboeken

3.5 Inteelt beperken

3.6 Erfelijke gebreken

3.7 Borging verantwoordelijkheid uitvoering en overeenstemming prestatiekenmerken vs fokdoel en fokwaardeschatting

Punt 4. Indeling van het Stamboek

4.1 Algemeen

4.2 Indeling stamboek

4.3 Hoofdsectie

4.4 Aanvullende sectie

4.5 Opwaarderen

Punt 5. Rasstandaard Fries Melkschaap, wit

Punt 6. Rasstandaard Fries Melkschaap, zwart

Punt 7. Bijlagen

7.1 Aanbevolen selectieregime voor het fokken op terugdringen TSE- gevoeligheid.

7.2 Fokdoel melkproductie en overige eigenschappen

7.3 Fokwaarde

7.4 Paringssysteem

7.5 Organisatie van de fokkerij

7.6 Financiering

7.7 Technisch jaarverslag

7.8 Stamboekindeling uitgebreide versie

Voorwoord

Het Friese Melkschaap is een zeer oud ras. het Frysk Melkskieppe-Stamboek (FMS) is opgericht in 1908 en is hiermee het oudste schapenstamboek van Nederland. Het heeft tot doel het in stand houden en verbeteren van het Friese Melkschaap. 

Om alle zaken rondom het stamboek goed te regelen zijn er de statuten, maar ook dit huishoudelijke reglement en fokprogramma. Dit reglement sluit aan op en is in overeenstemming met de statuten. 

Het Frysk Melkskieppe-Stamboek is een door de EU erkend stamboek. Dit reglement voldoet aan de EU-voorwaarden voor erkende stamboeken, zoals verwoord in het fokkerijbesluit richtlijn nr. 89/361/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten. 

Het vorige fokprogramma was tot stand gekomen, mede dankzij de samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Proffessionele Melkschapenhouders (NVPM). Hierbij is een voorzet gegeven voor het opzetten van een professionele fokkerijorganisatie. Tot nu toe is dit niet van de grond gekomen. In de bijlage is de uitwerking opgenomen. 

Punt 1. Het beoogde fokdoel

Het fokken van een gezond, duurzaam en hoogproductief melkschaap.

Gezondheid:

  • zonder erfelijke gebreken
  • goede vruchtbaarheid
     

Duurzaamheid:

  • hoge levensverwachting
     

Hoogproductief:

  • hoge melkproductie
  • goede melkbaarheid
  • kwalitatief goed uier
  • voldoende ontwikkelde spenen en goed geplaatst

 

Punt 2.  Stamboekreglement van Frysk Melkskieppe Stamboek

2.1.     Algemeen

Het Friese Melkschaap is een zeer oud ras en bestaat als zodanig al meer dan 1000 jaar.

Het is een goed ontwikkeld, evenredig gebouwd schaap. Het melktype treedt sterk op de voorgrond, wat tot uiting komt in de wigvorm.

Het heeft een matig diepe borst, de buik is goed ontwikkeld en heeft weinig wol.

De benen zijn krachtig, droog en hebben een goede stand.

De wol is over het algemeen kort en goed gestapeld, de kwaliteit is fijn.

De kop en poten zijn onbewold, evenals de lange (tot aan de hakken), dunne staart.

De kop is vrij lang met brede snuit, van de zijkant gezien is het neusbeen licht gebogen. De beharing van de kop is fijn en licht roomkleurig; bij zwarte Friese Melkschapen zwart. Bij sommige dieren komen halslellen voor.

De uier is goed ontwikkeld en fijn van structuur met voldoende ontwikkelde spenen naar onder geplaatst.

De vruchtbaarheid is hoog. Tweejarige en oudere ooien werpen gemiddeld 2,5 lammeren.

De vruchtbaarheid van de enters ligt rond de 1,9. Het geboortegewicht van de lammeren ligt op 4 à 5 kg.

Het Fries Melkschaap heeft goede moedereigenschappen, slechts zelden worden lammeren verstoten. Daarnaast heeft het een rustig en evenwichtig karakter.

Melkschapen worden overwegend gehouden voor de melkproductie. Ze hebben de hoogste melkproductie van alle schapenrassen en ze beschikken over een zeer lange lactatieperiode van 250 dagen of meer.

De melkproductie kan bij een goede voeding en verzorging ca. 500 kg per lactatie bedragen.

Friese melkschapen kunnen geregistreerd worden in het Frysk Melkskieppe Stamboek. Het stamboek is opgericht in 1908 en is hiermee het oudste schapenstamboek van Nederland. Het heeft tot doel het in stand houden en verbeteren van het Friese Melkschaap.

Het Fries Melkschaap behoort tot de zeldzame huisdierrassen van Nederland en heeft een met uitsterven bedreigde status. 

 

2.2.     Lidmaatschap

Het lidmaatschap voor het Frysk Melkskieppe-Stamboek staat open voor een ieder die zich aanmeldt en een ieder wordt zonder uitzondering geaccepteerd.

Elk lid dient zich te houden aan de bepalingen aangaande het lidmaatschap welke zijn opgenomen in artikel 5 van de statuten.

2.3.    Tarieven

Tarieven worden jaarlijks vastgesteld tijdens de algemene ledenvergadering.

2.4.    Geschillenregeling

Bij een geschil tussen leden, tussen lid en derden of tussen fokkers onderling, ook als zij geen lid zijn van de vereniging, bestaat de mogelijkheid dit voor te leggen aan de geschillencommissie, zonder tussenkomst van de burgerlijk rechter. Het bestuur zal in dit geval ad hoc een commissie aanstellen, waarin 3 personen zitting hebben. Dit kunnen zowel leden, als niet-leden zijn. 

Punt 3. Stamboekregistratie/ administratie

3.1.    Stamboekadministratie

Stamboekadministratie vindt plaats met behulp van het stamboek registratiesysteem Schaaponline (Stenfert informatisering BV). Via de website www.fryskmelkskieppestamboek.nl of www.friesmelkschaap.nl kan worden ingelogd op het registratiesysteem. Het registratiesysteem voldoet aan de normen van de GD en I&R/ LNV regelgeving en wordt door de stamboekleden zelf online bijgehouden. In het stamboek registratiesysteem staan alle aangemelde dieren geregistreerd. De aanwezige dieren zijn terug te vinden op de stallijst. 

In het systeem kunnen de dekkingen worden vastgelegd, geboortemeldingen worden gedaan en dieren worden afgemeld. Eventuele hermerking van dieren kan ook worden vastgelegd. Vanuit het systeem kunnen stamboomcertificaten worden aangemaakt en zoötechnische certificaten worden aangevraag (voor export). ALs hulp ter voorkoming van (te veel) inteelt kunnen proefparingen worden gemaakt waarbij het inteeltpercentage wordt berekend. 

De stamboekleden zijn zelf verantwoordelijk voor het correct bijhouden van de stamboekadministratie. Voor vragen en/ of stamboekproblematiek kan er altijd contact worden opgenomen met de stamboekadministrateur. 

Ook voor fokkers, die geen lid zijn van het stamboek bestaat de mogelijkheid tot het registreren van schapen. De kosten hiervoor worden jaarlijks vastgesteld tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV).

3.2.    Nummering, oormerken en registratieverplichting

De nummering geschiedt geheel volgens de nomen van I&R. Elke eigenaar is hier zelf verantwoordelijk voor. Het gebruik van oormerken is verplicht. Elke fokker is verplicht zelf contacten met I&R en Gezondheidsdienst voor Dieren te onderhouden en is zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens.

3.3.    Keuring/ bedrijfsinspecties

Regulier vindt thuiskeuring plaats in de maanden juli en augustus. In deze tijd zijn de jonge ramme volgroeid en kunnen ze gekeurd worden. Ooien kunnen dan ook direct gekeurd worden. In de nieuwsbrief wordt aangegeven voor welke datum aanmelding voor de thuiskeuring dient te geschieden, opdat een planning gemaakt kan worden voor de keuringen. Buiten de reguliere thuiskeuring kan op afspraak gekeurd worden, als de lammeren bijvoorbeeld gespeend worden. Als de ooien gekeurd worden dienen ze een voldoende volle uier te hebben om uiervorm en speenplaatsing goed te kunnen beoordelen. De dieren moeten geschoren zijn als ze worden gekeurd, maar wel bij voorkeur ca. 6 weken voor de keuring, opdat de wol goed beoordeeld kan worden. Tijdens thuiskeuringen vindt ook de bedrijfsinspectie plaats. Tijdens dit inspectiebezoek vindt er een controle plaats op registratie en identificatie. In geval van twijfel betreffende afstamming kan het bestuur DNA-onderzoek laten verrichten op kosten van de eigenaar. 

3.4.     Erkende melkschapenstamboeken

Erkende melkschapenstamboeken zijn het Duitse en het Oostenrijkse melkschapenstamboek. Dieren uit deze stamboeken kunnen onverkort worden ingeschreven in het Frysk Melkskieppe-Stamboek, mits zuiver gefokt en drie generaties aantoonbaar (middels een zoötechnisch certificaat) geregistreerd. In geval van twijfel betreffende afstamming kan het bestuur DNA-onderzoek laten verrichten op kosten van de eigenaar. Bij gevallen van twijfel besluit de inspecteur. In overleg met het bestuur en de inspecteur kan onder strikte voorwaarden ook een melkschapenram uit een niet erkend buitenlands stamboek worden geïmporteerd en beperkt worden ingezet voor de fokkerij. 

3.5.    Inteelt beperken

Er wordt jaarlijkse inteeltberekening van de totale populatie uitgevoerd. De totale toename van het inteeltpercentage mag jaarlijks niet meer zijn dan 1%. Bij de inzet van rammen wordt nadrukkelijk geadviseerd een inteeltberekening te doen (in het stamboek registratiesysteem) om te voorkomen dat de toename van het inteeltpercentage in de populatie hoger wordt dan 1% per jaar. Indien noodzakelijk kan door het bestuur in overleg met de fokkers een beperking worden opgelegd aan het aantal dekkingen door één ram. 

3.6.    Erfelijke gebreken

Fokkers zijn verplicht om erfelijke gebreken, zoals wit in het oog, over- of onderbeet, lijfbieden in het 1e of 2e levensjaar, te melden bij de stamboekadministrateur. Er wordt nadrukkelijk geadviseerd om met deze dieren niet te fokken. 

3.7.    Borging verantwoordelijkheid uitvoering en overeenstemming prestatiekenmerken vs fokdoel en fokwaardeschatting

Keuringen worden bij voorkeur verricht door twee personen, volgens de kenmerken van de rasstandaard; de resultaten worden door de stamboekadministrateur ingevoerd in het stamboek registratiesysteem en worden vermeld op het stamboomcertificaat en het zoötechnische certificaat. Er wordt tijdens de keuringen gecontroleerd op erfelijke gebreken. Deze moeten ook te allen tijde worden doorgegeven door de fokker en geregistreerd worden door de stamboekadministrateur. 

Punt 4. Indeling van het Stamboek

4.1.    Algemeen

Alle Friese Melkschapen, die voldoen aan de rasstandaard, kunnen worden geregistreerd in het Frysk Melkskieppe Stamboek (FMS). Met alle geregistreerde dieren mag gefokt worden, Het stamboek beveelt echter aan om te fokken met dieren uit de hoogste categorie (= categorie Stamboek Compleet).

4.2.    Indeling stamboek

Het stamboek kent een hoofdsectie en een aanvullende sectie. 

De hoofdsectie bestaat ui drie categorieën: 

  • Categorie Stamboek Compleet (Status A)
  • Categorie Stamboek Basis (Status B)
  • Categorie Stamboek Afgekeurd (Status E)

 

De aanvullende sectie kent twee categorieën: 

  • Categorie Generatie 1 (Status C1) 
  • Categorie Generatie 2 (Status C2)

 

In bijlage 7.5 is een gedetailleerd overzicht van de indeling van het stamboek opgenomen. Hierin zijn de categorieën alsmede de voorwaarden voor overgang van de ene naar de andere categorie uitgebreid beschreven. 

4.3.    Hoofdsectie

De hoofdsectie onderscheidt drie categorieën

4.3.1.   Categorie Stamboek Basis (Status B)

Alle dieren die voortkomen uit ouders uit de hoofdsectie worden ingeschreven in de hoofdsectie categorie Stamboek Basis. Dieren uit de aanvullende sectie kunnen onder voorwaarden (zie 4.5 Opwaarderen) ook in de hoofdsectie categorie Stamboek Basis worden opgenomen. Vanuit de categorie Stamboek Basis kunnen de dieren opgewaardeerd worden naar categorie Stamboek Compleet of afgewaardeerd naar categorie Stamboek Afgekeurd. 

Een ooi uit de categorie Stamboek Basis kan na (minimaal) één keer aflammeren worden aangeboden voor een uitgebreide keuring. Bij de uitgebreide keuring wordet gekeken of de ooi voldoet aan de rasstandaard en worden per onderdeel punten gegeven. Een ooi wordt gekeurd op de onderdelen: ontwikkeling, type, beenwerk, speenplaatsing, speenvorm, uiervorm, kop, staart, wol en algemeen voorkomen. 

Een ram uit de categorie Stamboek Basis kan vanaf de leeftijd van ca. 6 maanden worden aangeboden voor een uitgebreide keuring. Bij de uitgebreide keuring wordt gekeken of de ram voldoet aan de rasstandaard en worden per onderdeel punten gegeven. Een ram wordt beoordeeld op de onderdelen: ontwikkeling, type, beenwerk, kop, staart, wol en algemeen voorkomen. 

Voor ieder onderdeel geldt een minimum van 70 punten voor goedkeuring. Dieren die voor één of meerdere onderdelen minder dan 70 punten scoren worden afgekeurd.

Beoordeling:

  • 90 en meer uitmuntend          = A
  • 85-89: zeer goed                      = AB
  • 80-84: goed                             = B+
  • 75-79: voldoende                     = B
  • 70-74: matig                            = B-
  • Minder dan 70: onvoldoende =afgekeurd

 

4.3.2.    Categorie Stamboek Compleet (Status A)

Dieren (ooien en rammen) vanuit de categorie Stamboek Basis worden de categorie Stamboek Compleet geplaatst als ze voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Het dier zelf uitgebreid is gekeurd en goedgekeurd (score op alle onderdelen minimaal 70 punten)
  • Beide ouders in de hoofdsectie
  • Beide ouders uitgebreid zijn gekeurd en goedgekeurd
  • De voorouders allen ofwel wit dan wel zwart zijn

Het stamboek beveelt deze dieren aan om verder mee te fokken.

4.3.3.    Categorie Stamboek Afgekeurd (Status E)

Dieren (ooien en rammen) vanuit de categorie Stamboek Basis worden in categorie Stamboek Afgekeurd geplaatst als:

  • Het dier zelf uitgebreid is gekeurd en afgekeurd (score op één of meerdere onderdelen minder dan 70 punten); voldoet niet aan de rasstandaard. 
  • Als er door de fokker een erfelijk gebrek wordt geconstateerd en dit meldt bij de stamboekadministrateur. 

Het stamboek adviseert fokker nadrukkelijk niet verder te fokken met dieren uit deze categorie. Dieren met een erfelijk gebrek worden uitgesloten van de fokkerij (o.b.v. Hoofdstuk II, artikel 21, lid 3 van de fokkerijverordening).

4.4.   Aanvullende sectie 

De aanvullende sectie onderscheid twee categorieën. 

4.4.1.   Categorie Generatie 1 (Status C1)

Dieren van buiten het stamboek kunnen onder voorwaarden worden opgenomen in de aanvullende sectie categorie Generatie 1. Hiervoor dient een beperkte keuring plaats te vinden. Bij de de beperkte keuring wordt gekeken of het dier voldoet aan de rasstandaard. De verschilende onderdelen van de rasstandaard worden beoordeeld maar er worden geen punten gegeven. Dieren die voldoen aan de rasstandaard worden opgenomen in categorie Generatie 1. Dieren die niet voldoen aan de rasstandaard worden niet geregistreerd binnen het stamboek.

4.4.2.    Categorie Generatie 2 (Status C2)

Nakomelingen van dieren uit de aanvullende sectie categorie Generatie 1 kunnen onder voorwaarden worden opgenomen in categorie Generatie 2. Beide ouders dienen hiervoor geregistreerd te zijn in de hoofd- dan wel aanvullende sectie en de nakomelingen moeten voor een beperkte keuring worden aangeboden. Bij de beperkte keuring wordt gekeken of het dier voldoet aan de rasstandaard. De verschillende onderdelen van de rasstandaard worden beoordeeld, maar er worden geen punten gegeven. Dieren die voldoen aan de rasstandaard worden opgenomen in de categorie Generatie 2. Dieren die niet voldoen aan de rasstandaard worden niet geregistreerd binnen het stamboek. 

4.5 Opwaarderen

DIeren (zowel mannelijke als vrouwelijk) kunnen onder voorwaarden opgewaardeerd worden van de aanvullende sectie naar de hoofdsectie. Dit gebeurt o.b.v. de Fokkerijverordening, Bijlage II, Hoofdstuk II, lid 2. Nakomelingen van dieren uit de aanvullende sectie categorie Generatie 2 (= de derde generatie) kunnen opgewaardeerd worden naar de hoofdsectie categorie Stamboek Basis als: 

  • Beide ouders komen uit de categorie Generatie 2
  • Één ouder komt uit de categorie Generatie 2 en de andere ouder uit de hoofdsectie. 

 

Punt 5. Rasstandaard Fries Melkschaap, wit

  • Algemeen voorkomen:

Goed ontwikkeld, evenredig gebouwd, niet grof, iets gerekt, wigvormig en melktypisch. De kleur van het dier is volledig wit. Een dier met één of meerdere zwarte vlekjes groter dan een twee euromunt voldoet niet aan de rasstandaard wit. DIeren met geheel gevlekte of geheel bruingekleurde (vossige) koppen moeten worden afgekeurd, evenals dieren met geheel of gedeeltelijke witte ogen of met horens. 

  • De kop:

Onbewold met zijdeachtig haar, roomkleurig, brede kale snuit, rose neus. Van terzijde gezien het neusbeen licht naar voren gebogen, bij rammen iets meer dan bij ooien. De oren lang en breed en in iets opgerichte houding gedragen. 

  • De hals:

Iets gerekt, doch goed aansluitend bij de voorhand, bewold (ook de keel). De aanwezigheid van halslellen is een pré.

  • De voorhand:

Voldoende ruim ontwikkeld, niet te zware en te diepe borst, de schouder goed aangesloten.

  • De middenhand:

Ruim met goede buikontwikkeling, wigvormig aansluitend bij de voorhand, sterke bovenbelijning met goede aansluiting bij de lendenen.

  • De achterhand:

Kruis breed en voldoende lang, iets hellend (doch niet afhangend), dijen aan de binnenzijde weinig bespierd.

  • De staart:

Lange, geheel onbewolde, rechte staart, reikend tot aan de hak. Dieren met bewolde en/of zeer korte staart (15 cm boven de hak) worden afgekeurd.

  • Het beenwerk:

Krachtig met goede stand, niet te grof, onbewold, met scherpe afscheiding van haar naar wol. Blanke hoeven. Dieren met geheel bonte of geel-bruine (vossige) benen worden afgekeurd.

  • De wol:

De vacht goed gestapeld, regelmatig en goed van kwaliteit. Weinig buikwol. Harige en te losse vacht, evenals bewolde zak (uitgezonderd jonge rammen) of bewolde uier en/of wolkuif op de kop leiden tot afkeuring.

  • De uier:

Een fijne, goed ontwikkelde, voldoende aangesloten en goed geplaatste uier. De uierhelften gelijk ontwikkeld, de spenen voldoende ontwikkeld en naar beneden gericht. De uier niet bewold en bij voorkeur zonder gekleurde vlekken.

Punt 6. Rasstandaard Fries Melkschaap, zwart

  • Algemeen voorkomen:

Goed ontwikkeld, evenredig gebouwd, niet grof, iets gerekt, wigvormig en melktypisch. De kleur van het dier is volledig zwart. Een dier met één of meerdere witte vlekjes groter dan een twee euromunt voldoet niet aan de rasstandaard zwart. DIeren met geheel gevlekte of geheel bruingekleurde (vossige) koppen moeten worden afgekeurd, evenals dieren met geheel of gedeeltelijke witte ogen of met horens. 

  • De kop:

Onbewold met zijdeachtig haar, brede kale snuit, zwarte neus. Van terzijde gezien het neusbeen licht naar voren gebogen, bij rammen iets meer dan bij ooien. De oren lang en breed en in iets opgerichte houding gedragen. 

  • De hals:

Iets gerekt, doch goed aansluitend bij de voorhand, bewold (ook de keel). De aanwezigheid van halslellen is een pré.

  • De voorhand:

Voldoende ruim ontwikkeld, niet te zware en te diepe borst, de schouder goed aangesloten.

  • De middenhand:

Ruim met goede buikontwikkeling, wigvormig aansluitend bij de voorhand, sterke boven belijning met goede aansluiting bij de lendenen.

  • De achterhand:

Kruis breed en voldoende lang, iets hellend (doch niet afhangend), dijen aan de binnenzijde weinig bespierd.

  • De staart:

Lange, geheel onbewolde, rechte staart, reikend tot aan de hak. Dieren met bewolde en/of zeer korte staart (15 cm boven de hak) worden afgekeurd.

  • Het beenwerk:

Krachtig met goede stand, niet te grof, onbewold met scherpe afscheiding van haar naar wol. Zwarte hoeven. Dieren met geheel bonte benen worden afgekeurd.

  • De wol:

De vacht goed gestapeld, regelmatig en goed van kwaliteit. Weinig buikwol. Harige en te losse vacht, evenals bewolde zak (uitgezonderd jonge rammen) of bewolde uier en/of wolkuif op de kop leiden tot afkeuring.

  • De uier:

Een fijne, goed ontwikkelde, voldoende aangesloten en goed geplaatste uier. De uierhelften gelijk ontwikkeld, de spenen voldoende ontwikkeld en naar beneden geplaatst. De uier niet bewold.

 

Punt 7.    Bijlagen

Onderstaande bijlagen zijn tot stand gekomen uit een samenwerking van Henk Slaghuis en de NVPM. Ze kunnen dienen als leidraad voor ontwikkeling in de toekomst.

  • Bijlage 7.1.

Fokdoel melkproductie en overige eigenschappen

Het fokdoel voor de melkproductie voor tweejarige en oudere schapen is:

                                   Kg melk/jaar             % Vet             % Eiwit

Bij aanvang:                500                         5,80                5,00

Na 5 jaar:                     700                         6,00                5,20

De registratie van de melkproductie dient te voldoen aan de geldende voorschriften van het International Committee for Animal Recording (ICAR).

Het is jammer, dat er op dit moment weinig bedrijven zijn die èn lid zijn van het Stamboek èn mee doen aan de melkcontrole. Op deze manier is de betrouwbaarheid van de resultaten niet groot.

Overige eigenschappen:

Het fokdoel exterieur is in overeenstemming met de rasstandaard van het Fries Melkschaap. 

Fokkers wordt nadrukkelijk geadviseerd rammen te selecteren met in ieder geval een goede beoordeling, met een rammoeder met ook een tenminste goede beoordeling voor de diverse kenmerken. Het doel is, dat het aantal dieren in de categorie AB-beoordeling toeneemt en dat het aantal afgekeurde dieren afneemt.

De melkbaarheid van elk dier kan als volgt worden beoordeeld:

Er zijn drie klassen: A.        Goed                          melkt goed uit zonder hulp

                                   B.        Gemiddeld                melkt matig uit zonder hulp

                                   C.        Slecht                        melkt niet goed uit zonder hulp

                                                                                  

  • Bijlage 7.2. Fokwaarde

 

Zoötechnische prestaties

Op basis van melkanalyse-gegevens en exterieurmetingen is het mogelijk om vooruitgang van de fokwaarde van melkschapen te meten.

Voorschriften m.b.t. wijze van uitvoering van onderzoek.

Onderzoek naar melkgegevens kan alleen worden uitgevoerd op basis van analyseresultaten van een gecertificeerde melkmeting.

Voorschriften m.b.t. beoordeling van de genetische waarde van de dieren.

Fokwaardeschatting kan gedaan worden door de Animal Science Group op basis van melkgegevens, kg melk en vet/eiwitmeting.

De verwerking van de gegevens zal geschieden door Fokwaarde +.

 

  • Bijlage 7.3. Paringssysteem

 

De resultaten van fokkerij worden bepaald door het paringssysteem, dus welke rammen dekken welke ooien. De resultaten worden voorts sterk bepaald door het selectieprogramma, gericht op het fokdoel.

Goede resultaten van een fokprogramma kunnen voorts verloren gaan, wanneer niet voorzien wordt in een goede organisatie.

Het paringssysteem dient gericht te zijn op instandhouding van de fokkerij op lange termijn, zo mogelijk zonder bloedtoevoer van buiten, dus een gesloten foksysteem. Een gesloten foksysteem heeft het voordeel dat de fokkerij en de fokproducten fokzuiverder worden en beter voorspelbare resultaten geven.

Bij de fokkerij op lange termijn hoort voorts een paringssysteem dat ongewenste inteelt en inteelttoename in de populatie voorkomt.

Voorts dient er voor gewaakt te worden dat er voldoende genetische variatie behouden blijft. Dit is nodig om blijvend effectief te kunnen selecteren.

Functie van de rammen 

Aan de mannelijke fokdieren wordt gewoonlijk een zeer grote waarde toegekend, omdat het mannelijke fokdier nu eenmaal een aanzienlijk groter aantal nakomelingen verwekt dan een vrouwelijke fokdier.

Het bereiken van resultaat in de fokkerij wordt vooral bereikt door de selectie van de rammenmoeders, en daarmee de rammen, afgestemd op het fokdoel en het gehalte van de rammenmoeders.

Voor de opzet van een paringssysteem dat voldoet aan de bovengenoemde eisen moet de fokkerij ingedeeld worden in:

  • bloedlijnen- opeenvolgende generaties van mannelijke dieren;
  • fokfamilies- opeenvolgende generaties van vrouwelijke dieren;
  • handhaving van een tiental mannelijke bloedlijnen.

Het toepassen van een roterend dekschema met uitwisseling van fokrammen biedt mogelijkheden de fokkerij zo in te richten dat continuïteit op lange termijn gewaarborgd is.

Hieronder zijn twee voorbeelden uitgewerkt van een roterend dekschema met uitwisseling van fokrammen:

Aantal deelnemende bedrijven     :     4

Aantal fokooien                             :  800

Aantal dekrammen                    :    12

Beschikbare rammenlijnen 12, geïdentificeerd of benoemd met de letters A t/m L.

De rammen worden op 1.5 jarige leeftijd ingezet.

Dekschema I

Jaar             Bedrijf 1                         Bedrijf 2                  Bedrijf 3                 Bedrijf 4

2010             A + B + C                    D + E + F                G + H+ I                    J + K + L                      

2011             J  + K + L                    A + B + C                D + E + F                  G + H + I     

2012             G + H + I                     J + K + L                A + B + C                D + E + F

2013             D + E + F                   G + H + I               J + K + L                  A + B + C

2014             A + B + C                    D + E + F              G + H + I                 J + K + L

2015             J + K + L                     A + B + C              D + E + F                 G + H + I

 

Jaarlijks worden tussen de deelnemende bedrijven drie rammenlijnen uitgewisseld.

Dekschema II:  minder ingrijpend is het volgende

Jaar                Bedrijf 1                   Bedrijf 2                   Bedrijf 3                     Bedrijf 4

2010              A + B + C                 D + E + F                 G +  H + I                J + K + L

2011              L + A + B                  C + D + E                F + G + H                I + J  + K

2012              K + L + A                   B + C + D                 E +  F + G               H + I +  J  

2013              J  + K + L                  A + B + C                 D + E + F                 G + H + I

2014              I  + J +  K                  L + A + B                C + D + E                 F + G +H

2015              H + I +  J                   K + L + A                  B + C + D                 E + F + G

Jaarlijks wordt tussen de deelnemende bedrijven één rammenlijn uitgewisseld

De rammenlijnen worden gedurende twee dekseizoenen ingezet.

Bij een dergelijk uitwisselingsprogramma is een continu hoge gezondheidsstatus van de deelnemende bedrijven wel vereist.

Het toepassen van KI kan in dit verband ook perspectieven bieden, bovenstaande schema’s kunnen hier ook voor worden gebruikt.

Selectieprogramma

Selectie vindt plaats op verschillende kenmerken en stadia. De selectie van de rammenmoeders is zeer bepalend voor de resultaten die worden bereikt in de fokkerij. De selectie van de rammenmoeders is afgestemd op het fokdoel. De productie zal centraal moeten staan: de melkgift, het vet -en eiwitgehalte. Alle drie kenmerken moeten boven het bedrijfsgemiddelde scoren. Dus geen rammenmoeders met een extreem hoge melkgift en te lage gehalten en omgekeerd. Evenwicht is belangrijk, zodat er niet steeds één of twee eigenschappen gecompenseerd moeten worden.

Bij de keuze van de rammenmoeders zullen de gebruikseigenschappen ook veel aandacht moeten hebben: duurzaamheid, melkbaarheid, mastitisgevoeligheid, wormgevoeligheid en karakter.

Uiteraard is de levensduur en het aantal lactaties van grote betekenis bij de opzet van een gezonde, duurzame fokkerij.

Uitsluitend sterke, gezonde ooien kunnen langdurig en probleemloos produceren

Een belangrijk kenmerk is de groei van de lammeren. Het is daarom aan te raden de lammeren te selecteren op een leeftijd van vier tot vijf maanden met behulp van een weeg- scanprogramma. Hiermee kan gericht worden geselecteerd op voldoende bespiering. Gewicht en voldoende bespiering zullen de functionaliteit van de ooien ten goede komen.

Alleen een gezond sterk dier kan snel en efficiënt groeien

Het Friese melkschaap is van nature zeer vruchtbaar. Dit kenmerk moet gekoesterd worden, omdat het er naar uitziet, dat ooien die meerlingen werpen ook beter produceren. Bovendien valt er met grotere worpen meer te selecteren.

  • Bijlage 7.4. Organisatie van de fokkerij

 

Fokkerij-inspanningen en -resultaten dienen goed benut te worden door de deelnemers aan het fokprogramma. Hiervoor dient een passende organisatiestructuur opgebouwd te worden.

Het meest voor de hand liggend is een gelaagde opbouw van de fokkerij met:

  • deelnemende fokkers, bedrijven met een volledige stamboekadministratie en melkcontrole, die uitgangsmateriaal fokrammen en eventueel ook ooien leveren aan deelnemers aan het fokprogramma;
  • deelnemende bedrijven, die fokrammen afnemen;
  • deelnemende bedrijven, die zowel fokrammen, als fokooien afnemen;
  • deelnemende bedrijven, die alle ooien aankopen en uitsluitend dekken met een vleesram;
  • bedrijven, die wel fokmateriaal willen afnemen, maar niet deelnemen aan het programma.